Dagelijks brood
Er is één onderdeel uit het op 24 november 2017 gesloten arbeidsvoorwaardenakkoord dat zoveel vragen bij onze leden oproept dat ik hier dagelijks mijn brood mee kan smeren: de gevolgen bij de te maken keuzes rondom de Diensteinderegelingen.
Werkelijk elke dag ontvang ik berichten met vragen van collega’s over hún situatie. Een bericht vanuit DCHR aan alle militairen die op 1 januari 2017 een FPS-fase 2 aanstelling hadden doet daarbij een extra duit in het zakje. Het is namelijk zo dat dit bericht van 20 februari 2018 aspecifiek is. Het is niet toegesneden op jouw specifieke situatie en dat roept vragen op. ‘Maar Arjen, is het dan niet juist?’ Het bericht is juist maar voor velen niet volledig.
Er gaat zo ook binnen CZSK een KID-bericht door de whalegangen waarin data, gevolgen, bevorderingen en keuzes worden benoemd die geen enkele relatie hebben met het door ons gesloten akkoord. Ook dit helpt niet. Daarmee is mijn boterham een dikke sandwich geworden, belegd met nDER, 39a, E-formulier, oDER, 4=4, enz. enz. Je zou er haast koud van worden in je kruistuig.
In algemene zin melden leden zich omdat ze door de golven de zee niet meer zien. Die helpen wij dan weer in rustiger vaarwater. Het zijn echter vooral AFMP-leden werkzaam bij de marine die zien dat zij niet of naar hun mening onvoldoende onder de overgangsmaatregelen vallen. En daar zit ook mijn zorg. Het gaat dan vooral om leden die qua bouwjaar zouden vallen onder art. 39a onder a of b AMAR en door omstandigheden (even) niet voor onbepaalde tijd waren aangesteld bij het beroepspersoneel vóór 1 januari 2002. Of een bouwjaar hebben van 1970 t/m 1974 en zo ook (omdat ze niet zijn genoemd) tussen wal en schip (dreigen te) vallen. Ik zeg dreigen want als het aan mij ligt gaan we voor deze mensen een of meerdere oplossingen bedenken.
Herken jij jezelf hierin, meld je dan bij de AFMP. Je hebt theoretisch tot 31 december 2018 de tijd.
NB. De schuingedrukte tekst is jargon voor de vlootbalen onder ons