13 oktober 2020

Update pensioenakkoord

De kans dat pensioenfondsen de komende jaren kortingen moeten doorvoeren of de pensioenpremies moeten verhogen lijkt aanzienlijk verkleind. Minister Koolmees van Sociale Zaken schaart zich achter de wens van werkgevers en werknemers om dat soort ingrepen tot 2026 zoveel mogelijk te voorkomen ter bevordering van een ‘uitlegbare en verantwoorde overstap naar het nieuwe pensioenstelsel’. Dat heeft hij onlangs zowel de Tweede Kamer als de NOS laten weten. Hoe hij dat precies wil regelen, moet later dit jaar duidelijk worden.

Minister Koolmees in de Tweede Kamer.

In de zomer van 2020 zijn de overheid en de sociale partners (werkgevers en werknemers) het eens geworden over de praktische uitwerking van het hoofdlijnenakkoord dat ze in juni 2019 hadden bereikt over het vernieuwen van ons pensioenstelsel. Nu is het aan de overheid om alle afspraken zo spoedig mogelijk in een nieuwe Pensioenwet vastgelegd te krijgen. Het streven is om alle wetteksten (nu in de maak) in 2021 door de Tweede en Eerste Kamer te laten behandelen en dan in stemming te brengen en dit hopelijk met een positief resultaat.

Nieuwe pensioencontracten
Vanaf 2022 kunnen werkgevers en werknemers dan gaan onderhandelen over de concrete financiële keuzes binnen de nieuwe wettelijke spelregels. Afgesproken is dat de uitkomsten daarvan uiterlijk op 1 april 2024 worden bekendgemaakt aan De Nederlandsche Bank, de toezichthouder op de pensioenfondsen namens de overheid. Vanaf 1 januari 2026 moeten alle pensioenfondsen de op de nieuwe regeling gebaseerde (sectorale) pensioencontracten uitvoeren.

Maatschappelijk draagvlak
Gaat dit alles op tijd lukken? Dat hangt onder meer af van de uitslag van de verkiezingen in maart 2021 en het verloop van de formatie van een nieuw kabinet. Afgelopen maand hebben de werkgevers en werknemers gezamenlijk bij het kabinet aangedrongen op extra politieke stutbalken onder het maatschappelijk draagvlak voor het pensioenakkoord. Ze willen een overgangsbeleid voor de jaren 2021-2025 in de geest van de afgesproken stelselvernieuwing.

Geen pensioenkortingen
Cruciaal onderdeel daarvan is het voorkomen van pensioenkortingen op basis van de huidige regelgeving. Voor volgend jaar heeft minister Koolmees van Sociale Zaken de wettelijke voorschriften inmiddels opnieuw versoepeld: kortingen in 2021 zijn pas verplicht bij een dekkingsgraad van 90 in plaats van 104,3 procent. Of deze verlaging voor ABP voldoende soelaas biedt, zal pas definitief duidelijk zijn na de publicatie van zijn dekkingsgraad in december. Mocht een korting onvermijdelijk zijn, dan zal die door de versoepeling van Koolmees in ieder geval een stuk kleiner uitpakken.

Uitkering ineens
Het draagvlak voor het akkoord moet ook gestut worden door de komende jaren alvast bepaalde vruchten te laten plukken. Zoals de nieuwe optie om als je met pensioen gaat eenmalig maximaal tien procent van je opgebouwde pensioenkapitaal in één keer op te nemen. Volgens de huidige planning wordt dit mogelijk vanaf 1 januari 2022. Uiteraard leidt deze keuze tot een navenant lagere maanduitkering tijdens je pensioen en kan het opnemen van een groot bedrag allerlei fiscale gevolgen hebben. De nieuwe optie komt niet beschikbaar voor mensen die bij de invoering al volledig gepensioneerd zijn.

Nabestaandenpensioen
Nog een winstpunt van het pensioenakkoord: komt iemand voor zijn pensioendatum te overlijden, dan is zijn partner sowieso verzekerd van een maandelijks nabestaandenpensioen van vijftig procent van het salaris van de overledene. Dat is voor heel veel mensen een flinke verbetering. Dat percentage wordt dus niet langer bepaald door iemands diensttijd op dat moment. Bij overlijden na de pensioendatum blijft het nabestaandenpensioen 70 procent van de pensioenuitkering van de overledene. Belangrijk: bij de militaire pensioenregeling kennen we nu een nabestaandenpensioen van 70% van de Middelloonregeling, mits je steeds bij Defensie hebt gewerkt en dezelfde partner blijft. Dat willen we in het nieuwe contract graag zo houden.
De ingangsdatum van de nabestaandenregeling kan per pensioenfonds verschillen; uiterlijk op 1 januari 2026 moet deze overal zijn ingevoerd.