Open brief: Het kabinet heeft morele plicht t.a.v. lokaal personeel
AFMP-voorzitter Ruud Bergsma is medeondertekenaar van een open brief aan de NRC, waarin wordt benadrukt dat het onze morele plicht is om steun te bieden aan Afghanen die Nederlandse militairen hielpen en die nu worden gemarteld door de Taliban. Andere ondertekenaars zijn o.a. oud-AFMP-voorzitter Anne-Marie Snels, MARVER-voorzitter Sven Schuitema, VBM-voorzitter Jean Debie, FNV-voorzitter Tuur Elzinga en VluchtelingenWerk Nederland. Hieronder vind je de volledige versie van deze open brief.
In Afghanistan worden nog steeds mensen opgepakt, gemarteld en vermoord, vanwege het werk dat zij voor Nederland deden. Het gaat om mensen die voor ons werkten en voor de veiligheid van onze mensen zorgden zoals de vijftien door de Taliban vermoorde defensiebewakers waar de NRC eerder over schreef. De Nederlandse overheid heeft aanvragen voor bescherming van lokale medewerkers afgewezen om formalistische redenen, bijvoorbeeld: ze waren indirect in dienst of ze hebben de aanvraag te laat ingediend. Dit terwijl veel van hen ondergedoken zaten juist vanwege hun werk voor Nederland en niet de mogelijkheid hadden snel een aanvraag in te dienen. De rechter heeft tot nu toe geoordeeld dat de overheid op dit terrein zelf mag bepalen welke regels zij hanteert (een hoger beroep volgt nog).
Het kabinet heeft op 15 september in antwoorden op Kamervragen over het NRC-artikel aangegeven dat zij, ondanks de berichten over de vermoorde bewakers, op dezelfde manier blijven beslissen. De Tweede Kamer is dus aan zet.
De commissie Ruys presenteert 6 oktober haar onderzoeksrapport over de evacuatieoperatie Kaboel. Op 15 mei jl. stuurden drie bewindslieden alvast een voorstel naar de Tweede Kamer over de inzet van en de verantwoordelijkheid voor lokaal personeel bij toekomstige missies en op Nederlandse ambassades en consulaten.
Wij hopen dat Kabinet en Tweede Kamer lessen trekken uit de humanitaire ramp die zich in Afghanistan voltrok maar zijn daar niet gerust op. Het Kabinet onderkent dat lokaal personeel hard nodig is om het werk van ‘onze mensen’ in het buitenland mogelijk te maken. Een belangrijk aspect dat onbenoemd blijft is dat lokale medewerkers de veiligheid van onze mensen garanderen. Het Kabinet erkent wel dat zij een werkgeversverantwoordelijkheid heeft voor het lokale personeel, óók als het fout gaat zoals in Afghanistan. Tot zover het goede nieuws.
Want dan volgen er tal van mitsen en maren. Het Kabinet verwijst alleen naar een juridische verantwoordelijkheid voor personeel (en hun gezinnen) dat in vaste dienst is en tijdens dit dienstverband gevaar loopt. Het Kabinet weigert verantwoordelijkheid te nemen voor zogenaamde contractors en personen die niet meer in dienst zijn. Wij zien de bui al hangen, in de toekomst is de werkgeversverantwoordelijkheid makkelijk af te schuiven door niemand meer in vaste dienst te nemen en iedereen in te huren.
En op het moment dat er een crisis uitbreekt en we een land noodgedwongen moeten verlaten ontslaat het Kabinet iedereen en wordt niemand geëvacueerd behalve de daar aanwezige Nederlanders? De geschiedenis leert ons dat in oorlogssituaties/conflicten lokale mensen die ‘heulden met de vijand’ grote risico’s lopen. Agressors kijken niet, terwijl wij een land met gezwinde spoed verlaten, of iemand een vast contract had, werd ingehuurd, nog steeds een contract heeft óf welke functie iemand vervult.
Kabinet, vul uw werkgeversverantwoordelijkheid fatsoenlijk in!
Wij vinden dat het Kabinet haar (werkgevers)verantwoordelijkheid voor het lokale personeel beter in moet vullen:
- Personeel wordt bij voorkeur rechtstreeks ingehuurd.
- Ook via contractors ingehuurd personeel (en hun gezinnen) moet indien nodig geëvacueerd worden. Dit brengt het Nederlands beleid in lijn met dat van internationale partners zoals de Verenigde Staten, zij maakten in Afghanistan en Irak geen onderscheid tussen personen die direct in dienst waren of via contractors werkten.
– Bij evacuatie dient geen harde scheidslijn te worden getrokken of lokaal personeel nog in dienst is. Zij hebben vaak een lang arbeidsverleden en lopen door hun werk nog steeds grote risico’s. Het zou uiterst wrang zijn als medewerkers en hun gezinnen in dergelijke situaties geen bescherming krijgen.
- Het begrip ‘aantoonbaar persoonlijk gevaar’ dient duidelijk te worden gedefinieerd. De landenrapportages en richtlijnen van EUUA agentschap en UNHCR en relevante mensenrechtenorganisaties als Amnesty en Human Rights Watch moeten daarbij leidend zijn. Naast de eerdere erkenning door het Kabinet dat lokale tolken en bewakers in conflictsituaties als 'systematisch vervolgde groep' worden aangemerkt.
Daarnaast moet het Kabinet ervoor zorgen dat ook andere zaken op orde zijn zoals; crisis- én evacuatieplannen en een heldere procedure waar en hoe lokale medewerkers zich tijdig kunnen melden voor evacuatie. Daarbij horen transparante afspraken en processen over goed beheer van personeelsgegevens. Werk waar mogelijk ook internationaal samen, bij evacuaties én t.a.v. personeel dat door NAVO of EU wordt ingehuurd zoals de EUPOL-ers.
Lokaal personeel zorgt ervoor dat onze mensen in het buitenland veilig hun werk kunnen doen. Het minste wat wij terug kunnen doen is ook hún veiligheid garanderen. Dat is niet alleen een juridische werkgeversverantwoordelijkheid, dat is ook een morele plicht!
Tuur Elzinga, voorzitter FNV
Jean Debie, voorzitter Defensievakbond VBM
Sven Schuitema, voorzitter Defensievakbond MARVER
Ruud Bergsma, voorzitter Defensievakbond AFMP
Jan Gras, gepensioneerd advocaat-generaal, was werkzaam voor EUPOL-missie Afghanistan
Prof. Sara de Jong, Professor, University of York, expert in rechten en bescherming van lokaal personeel in internationale missies.
Anne-Marie Snels, voormalig voorzitter Defensievakbond AFMP.
Ondersteund door VluchtelingenWerk Nederland
Op basis van de open brief publiceerde de NRC op 1 oktober een uitgebreid artikel. Dit artikel kun je vinden via deze link.