Nederlands Veteraneninstituut bundelt 6 (zorg-)instanties
Sinds 1 januari is het Nederlands Veteraneninstituut een feit. Het gaat om een samenbundeling van 6 voorheen zelfstandige organisaties die zich bezighouden met de uitvoering van het veteranenbeleid. Generaal Paul Hoefsloot staat als eerste directeur- bestuurder voor de uitdagende taak om deze eenwording verder te realiseren. “Als dat lukt, hebben we het beste veteranenzorgsysteem ter wereld.”
Tekst: Fred Lardenoye
Zelf werd generaal Paul Hoefsloot twee keer uitgezonden, naar respectievelijk Kosovo (1999) en Afghanistan (2009). De eerste missie maakte de meeste indruk. “We hebben eerst in Macedonië vluchtelingenkampen gebouwd en de doodsangst in de ogen van de mensen daar gezien, dat maakte veel indruk. In Kosovo zelf zagen we vervolgens hoe de Serven daar enorm hadden huisgehouden. De massagraven zijn door onze militairen bewaakt om als bewijsmateriaal te dienen in de processen tegen oorlogsmisdadigers. Soms moesten de honden van de lijken worden afgeschoten.”
Juist vanwege dit uitzendverleden beschouwt hij zijn benoeming tot eerste directeur-bestuurder van het Nederlands Veteraneninstituut als een enorme eer en een buitenkans. “Ik heb tijdens en na mijn eigen missies gezien wat zo’n ervaring voor militairen kan betekenen. Kosovo heeft op ons allemaal veel indruk gemaakt. Zo’n vijf à zeven procent heeft er nog steeds last van, in de vorm van PTSS of andere verwerkingsproblematieken. Met hen heb ik nog steeds contact.”
Samenbundeling
Het op 1 januari opgerichte Nederlandse Veteraneninstituut is een samenvoeging van maar liefst zes voorheen zelfstandige organisaties: stichting Veteraneninstituut, stichting De Basis, de afdeling Zorgcoördinatie van ABP/APG, het programmabureau van het Landelijk Zorgsysteem voor Veteranen, de coördinatie Nuldelijnsondersteuning van het Veteranenplatform en Stichting Nederlandse Veteranendag. De afgelopen twee jaar is onder leiding van kolonel Richard Boskeljon hard gewerkt aan deze fusie. Hoefsloot: “Dat is niet zonder slag of stoot gegaan. Maar daar heb ik geen enkele rol in gespeeld en dat maakt het misschien wel makkelijker om de partijen verder bij elkaar te brengen.”
Dat laatste is, gezien het verleden, een uitdaging. Een eerdere poging in 2000 om van het toen nieuw opgerichte Veteraneninstituut een samenwerking te maken tussen Defensie, Stichting Dienstverlening Veteranen (SDV), het Veteranen Platform (VP) en de Bond van Nederlandse Militaire Oorlogs- en dienstsslachtoffers (BNMO) mislukte. Het leidde in 2003 tot de oprichting van de zelfstandige stichting Veteraneninstituut, de BNMO en het VP bleven zelfstandige organisaties. Hoefsloot: “Ik zie ook nu wel dat er heel verschillende culturen zijn, maar de passie voor de doelgroep is dezelfde en daar kan iets heel moois uit voortkomen. Destijds was wellicht de tijd er ook niet rijp voor.”
’Luisterend oor’
Bij een uitgebreide evaluatie van de in 2012 Kamerbreed aangenomen Veteranenwet luidde een van de belangrijkste conclusies dat het veteranenveld versnipperd is en dat vooral op het gebied van de zorg de processen beter op elkaar moeten worden afgestemd. Het nu opgerichte Nederlands Veteraneninstituut moet dat realiseren door de betrokken partijen tot één gestroomlijnde nieuwe organisatie te laten uitgroeien. Een proces waarin Hoefsloot alle vertrouwen heeft. “Iedereen beseft dat we samen verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van de Veteranenwet, dat we daar veel belastinggeld voor krijgen en dat we dat efficiënt en effectief moeten doen. En we kunnen heel veel van elkaar leren.”
In de directieraad zijn alle deelnemende organisaties direct of indirect vertegenwoordigd. Zij staan Hoefsloot bij in het verder gestalte geven aan het Nederlands Veteraneninstituut. “Met het samenbrengen van de zes partijen gaan we het bevorderen van de erkenning, waardering, zorg en onderzoek voor veteranen nog een stukje beter organiseren. We zijn 24/7 bereikbaar voor de veteranen en hun relaties via het Veteranenloket. Ze worden direct geholpen, er is altijd een luisterend oor. Vervolgens is er materiële of immateriële zorg. Er zijn volgens mij weinig landen die ons dat kunnen nazeggen.”
Onderzoek Dutchbat III
Dat er, zoals onlangs in een artikel in Vrij Nederland is verwoord, kritiek is op de veteranenzorg vindt hij dan ook jammer. “Je ziet dat het daarbij vaak gaat om zaken met ingewikkelde medische dossiers. Dat duurt, alleen al daarom, vaak heel erg lang en gaat stroperig. Dat is bij soortgelijke situaties in de civiele wereld niet anders, weet ik helaas uit ervaring. Maar dat is niet goed voor de betrokken veteranen en we moeten er dus alles aan doen om het te verbeteren. Maar dat wil niet zeggen dat de veteranenzorg in het algemeen niet goed is.”
Over het onlangs gehouden onderzoek naar Dutchbat III, waarbij geconcludeerd werd dat de zorg voor deze groep veteranen te wensen overlaat, is hij duidelijk. “Ik vind dat wij nog meer voor hen kunnen doen en wij zullen onze bijdrage leveren in de aanbevelingen die door de begeleidingscommissie zijn gedaan. Sterker nog, we zijn al begonnen met een pilot met een reach out-team. Een klein clubje mensen die veteranen opzoekt, die g een zorg willen omdat ze bijvoorbeeld niets meer met Defensie te maken willen hebben. Verder zullen alle Dutchbat III- veteranen opnieuw schriftelijk benaderd worden met de vraag of zij zorg behoeven.”
Andere geüniformeerden
Hoewel de naam van het instituut anders doet vermoeden, zijn ook andere geüniformeerden welkom. Hoefsloot: “Het gaat natuurlijk heel veel over veteranen, maar de groep geüniformeerden is veel groter. Want het gaat ook om politie, brandweer en ambulancepersoneel. We zien dagelijks wat de maatschappij hen aandoet, los van de trauma’s die ze oplopen door de zware ongelukken die zij zien. We hebben in Doorn voldoende expertise om ze de helpende hand te bieden. Daarvoor gaan we graag met hun organisaties langdurige samenwerkingsverbanden aan.”
Hij realiseert zich wel dat de samenwerkende partijen in Doorn elkaar nog moeten gaan vinden. “Veel mensen weten nog niet van elkaar wat zij precies doen en waar zij elkaar kunnen versterken. Deze coronatijd maakt het er ook niet makkelijker op. Maar ik stel me nu al zoveel mogelijk voor aan verschillende groepen die via beeld vergaderen om te horen wat er leeft en of er nog open eindjes zijn waarmee we aan de slag kunnen. En ik ga zelf ook zo spoedig mogelijk het land in om onder meer via Veteranen OntmoetingsCentra (VOC’s) met de doelgroepen kennis te maken.”
Over vijf jaar, aan het einde van zijn termijn, hoopt hij het Nederlands Veteraneninstituut tot een succes gemaakt te hebben. “Dat die zes verschillende culturen één geworden zijn en dat we van elkaar weten waar onze kracht ligt en elkaar kunnen helpen en versterken. Dan geven we vanuit één gedachte invulling aan erkenning en waardering voor veteranen en hebben we het beste veteranenzorgsysteem ter wereld.”
Dit artikel verscheen ook in de op 3 april 2021 verschenen editie van OpLinie. Wil je ook het bijbehorende interview lezen met onder meer AFMP-lid Wietse Koster, die zorgcoördinator is bij het Nederlands Veteraneninstituut? Lees dan de nieuwste papieren uitgave van OpLinie of bekijk deze editie via onze ledenapp.