8 april 2021

Lange arm Defensie blijft lang

Defensie heeft onlangs de communicatievoorschriften voor krijgsmachtmedewerkers gewijzigd. Deze voorschriften vervangen de veel bekritiseerde communicatierichtlijn SG A/978 van Defensie, waarover de AFMP in oktober 2020 uitgebreid in OpLinie en op AFMP.nl publiceerde. De nieuwste veranderingen zijn vooral bedoeld om goede sier te maken, want inhoudelijk is er weinig veranderd ten opzichte van deze richtlijn. Defensiepersoneel moet namelijk nog steeds goedkeuring vragen voor contact met de ‘buitenwereld’.

Recent kwam demissionair minister Bijleveld van Defensie met deze Tweet naar buiten. ‘Het is een mooie stap dat de gewijzigde ‘Rijksbrede aanwijzing externe contacten’ nu ook voor Defensie geldt. Hiermee vervalt onze eigen Defensie SG-richtlijn.’’ Bijleveld karakteriseert de beleidswijziging in haar Tweet als ‘een mooie stap.’ Het is echter de grote vraag of er wel reden is tot optimisme. Is er daadwerkelijk sprake van een stap vooruit als het gaat om de communicatievrijheid van defensiemedewerkers?

Toestemming vragen
De eerdere zogeheten Secretaris-Generaal (SG)-)richtlijn beschreef, kortweg, hoe defensiepersoneel met de buitenwereld en met leden van de Tweede Kamer moest communiceren. In deze richtlijn is vastgelegd hoe defensiemedewerkers contact met het parlement mogen onderhouden en hoe zij dienen te communiceren met journalisten, de media en de pers. De AFMP publiceerde uitgebreid over het tumult dat enkele maanden geleden hierover ontstond.

Angst
Hoogleraar arbeidsrecht Evert Verhulp maakte in oktober 2020 in dit blad gehakt van de aanwijzing SG A/978. “De aanbevelingen lijken strikter geformuleerd dan de wet voorschrijft,” verduidelijkte hij. “Hieruit blijkt de overduidelijke angst van Defensie voor negatieve publiciteit. Logischerwijs is de aanwijzing onder meer gebaseerd op de militaire ambtenarenwet, waarin is vastgelegd dat defensiemedewerkers ‘zich moeten onthouden van gedachten of gevoelens indien hierdoor de goede vervulling van hun functie of de goede functionering van de openbare dienst niet in redelijkheid zou zijn verzekerd’. De aanbevelingen lijken echter een aanwijzing te vormen dat er sowieso iets mis is met het uiten van je mening over je militaire werk en dat lijkt mij ten onrechte.”

Kritisch betoog
Luitenant-kolonel b.d. Paul van Campen en reservist Pieter Haitsma Mulier schreven een maand later een kritisch betoog in De Telegraaf over de richtlijn. “Militairen die zich van hogerhand niet langer in het openbaar mogen uiten zonder toestemming vooraf; dit is onbestaanbaar. Deze aanwijzing is schadelijk en gevaarlijk. Ten eerste raken we hier de randen van de vrijheid van meningsuiting en gaan daar mogelijk zelfs overheen. Ten tweede werkt de aanwijzing de angstcultuur in de hand en wordt de (sociale) veiligheid binnen Defensie verder aangetast.”

Vergroten draagvlak?
De maatschappelijke verontwaardiging die de SG-richtlijn ontketende, oefende druk uit op het ministerie van Defensie. Zo verkondigde Bijleveld het afgelopen jaar nog dat zij het communicatieprotocol voor defensiepersoneel onder handen ging nemen. Hieruit vloeide een wijziging voort: de defensierichtlijn is van tafel en er zijn aanwijzingen opgesteld voor externe contacten van alle rijksambtenaren, dus ook voor defensiemedewerkers.
Deze nieuwe aanwijzing benadrukt volgens Defensie ‘vooral wat wél mogelijk is qua informatieverstrekking’. De krijgsmacht wil volgens haar vanaf nu inzetten op ‘het vergroten van het draagvlak’. Het heeft er dus alle schijn van dat Defensie zich de breed gedragen kritiek heeft aangetrokken en nu een open communicatiecultuur nastreeft. Helaas is het tegendeel waar. Weliswaar hoeft voor (gedrukte) publicaties nu geen goedkeuring meer te worden gegeven, maar voor contact met de media moet nog steeds wél goedkeuring worden aangevraagd. Deze beleidsregel is dus geheel ongewijzigd opnieuw opgenomen.

Vrije woord
Oud-staatssecretaris van Defensie Jack de Vries kampte in zijn tijd van 2007-2010 met stevige personeelstekorten binnen de krijgsmacht. Bij de wervingscampagnes die destijds in het leven werden geroepen, noemde hij het defensiepersoneel de beste wervers die de krijgsmacht zich maar kon wensen. Volgens hem kon niemand het verhaal van Defensie zo goed in de media brengen als de militair of burgermedewerker zelf. De ‘Aanwijzing externe contacten’ stopt de mediaoptredens die De Vries voor ogen had in een veel te strak keurslijf. Het streven ‘de militair als werver’, ontbeert dan iedere spontaniteit. Voor elk contact is immers toestemming nodig en elk initiatief wordt zo in de kiem gesmoord. De defensiemedewerker blijft in de basis monddood en lijkt niet het volledige recht op vrijheid van meningsuiting toebedeeld te krijgen. De betutteling door het ministerie wringt echter nog het meest bij het defensiepersoneel. Er spreekt impliciet een wantrouwen uit in de militair, die aan de leiband moet worden gelegd. Misschien dat Defensie zich niet heeft gerealiseerd dat er een kleinerende werking van de nieuwe aanwijzing uitgaat. Het lijkt hoog tijd om de aanwijzing opnieuw aan te passen. Deze belemmert namelijk het vrije woord en dat deugt naar onze mening niet.

Meer over:
communicatie